vrijdag 31 mei 2013

The Curse of the Billy Goat


Chicago, zaterdag 6 oktober 1945. Het is de vierde wedstrijd in de World Series tussen de nu thuisspelende Chicago Cubs en de Detroit Tigers. De stand in de Series is 2-1 voor de Cubs. De Tweede Wereldoorlog is net afgelopen, maar de demilitarisatie is nog niet begonnen. Daardoor is het niveau van de Series niet al te hoog; de beste spelers liggen verspreid over de aardbol onder de wapenen.

Warren Brown is journalist en expert op het gebied van het honkbal in Chicago, behalve de Cubs komen ook de White Sox daar vandaan. Gevraagd naar zijn prognose voor de finale zegt hij: I don't think either one of them is good enough to win it.

In het uitverkochte Wrigely Field zit één man die twee toegangskaarten heeft gekocht voor US$ 7,20. Een voor zichzelf, Billy Sianis, en een voor zijn geit Murphy.

William Sianis was een Griekse immigrant die in 1912 in The Windy City belandde. In de zomer van 1934, twee maanden na de afschaffing van de Drooglegging, kocht hij voor 200 dollar, de Lincoln Tavern, een bar op West Madison Street. Volgend de legende betaalde hij met een ongedekte cheque, maar had hij binnen een week de 200 dollar terugverdiend.

In die zomer van 1934 passeerde een vrachtwagen de Lincoln Tavern. De lading was een kudde geiten. Een van de jonkies viel letterlijk van de truck, en strompelde de bar naar binnen. Voor de kenners, dit was op de oorspronkelijke locatie, vlakbij Wrigley Field. Om de huidige bar op Lower Michigan Avenue te betreden moet je een trap af.

William Sianis zag het gewonde beestje en adopteerde het direct. Hij verzorgde het diertje en noemde hem Murphy. Uit solidariteit besloot de Griek een sik te laten groeien gaf zich de bijnaam Billy Goat. Niet lang daarna onderging zijn bar dezelfde naamswijziging.

Sianis was een autodidact met een uitmuntend zakelijk instinct. Hij en Murphy doken overal en nergens op om de bar te promoten, met succes. In 1944 was de Republikeinse conventie in Chicago, een congres waar een politieke patij haar presidentskandidaat kiest. Sianis hing een bordje op zijn raam: Verboden voor Republikeinen. De volgende dag zat zijn zaak vol met licht ontvlambare politici, die eisten dat ze geholpen werden.

Stoïcijns onderging Sianis de vernederingen, terwijl hij krampachtig zijn lachen probeerde in te houden. De ongewenste Republikeinen betaalden keurig hun rekening. In 1970 vroeg hij een dranklicentie aan voor de Maan, om astronauten en ruimtegeiten van een natje en een droogje te voorzien. Tot zijn verbazing werd de vergunning geweigerd.

Terug naar 6 oktober 1945. Billy en Murphy begonnen hun dag niet op de tribune van het stadion. Het regende die dag zo hard dat de start van de wedstrijd moest worden uitgesteld. Voor het eerst in zeven jaar werden de Series op Wrigley Field gespeeld. Sianis, een hartstochtelijk Cubs fan, besloot om samen met Murphy de Cubs geluk te wensen. Handig omzeilde hij de bewaking en even later stonden beiden op het veld. Murphy had een deken om, met de tekst We have Detroit’s goat, een foutieve verwijzing naar Bill the Goat, de mascotte van het Football team van de Amerikaanse Marineacademie.

Nadat de bewakers beiden vriendelijk edoch enigszins dringen hadden verzocht het stadion te verlaten toonde Sianis zijn toegangskaarten. Met frisse tegenzin werden beiden naar hun plaatsen gebracht, maar Murphy wilde nog wat gras, en sprintte het veld weer op.

Een nieuwe discussie volgde en andermaal trok Sianis aan het langste eind; nergens stond op de toegangsbewijzen dat geiten niet welkom waren.
Een bewaker beet hem toe: als die kutgeit zijn ticket opeet, dan zijn we overal vanaf.
Sianis overwoog hem aan te klagen wegens smaad en belediging van zijn geit.



Tandenknarsend keken de bewakers naar Sianis en Murphy, totdat een man naast hen zich beklaagde over Murphy, die ondanks zijn dekentje door de regen doorweekt was, en daardoor enigszins onwelriekende luchtjes begon te verspreiden. Na een nieuwe geagiteerde woordenwisseling zagen de bewakers hun kans schoon. Sianis mocht blijven, maar Murphy moest weg.

Witheet over een nieuwe belediging aan het adres van zijn geit, sprak Sianis de volgende woorden: Them Cubs, they ain’t gonna win again.

Aangenomen werd dat hij zich over de World Series uitliet. Sianis stierf op 22 oktober 1970, Mike Royko, een beroemde columnist stelde: It was typical of Billy Goat that he would die during the only five hours of the day when his place wasn't open for business. That's how good a businessman he was."

In 1969 probeerde Sianis eigenhandig The Curse of the Billy Goat te verbreken. Na zijn dood deden familieleden van hem diverse pogingen.

De Chicago Cubs, opgericht in 1870, zijn de oudste sportclub in de Verenigde Staten. Zestien maal wonnen zij de NL, de laatste keer in 1945 en twee keer de World Series, 1907 en 1908.

Het Amerikaanse honkbal kent twee divisies: de National League (NL) en de American League (AL). Winnaars van beide leagues spelen de World Series.

Sinds 1945 wonnen de Cubs nooit meer de NL. Met een hiaat van 105 jaar in de World Series zijn zij ook de ploeg die het langste droog staat.

Toch twijfelt niemand eraan dat The Loveble Losers op een dag de The Curse of the Billy Goat zullen breken.

(Met dank aan Patrick die mij op dit fantastische verhaal attendeerde)

maandag 20 mei 2013

Boegbeelden en iconen



De voetballerij is met hetzelfde opportunisme en conservatisme aan elkaar genaaid als een leren vijfje afkomstig uit een Adidas- of Nike-fabriek in Bangladesh.

In schulden verdronken topclubs spenderen komende zomer honderden miljoenen omdat ze allemaal kampioen moeten worden en de Champions League willen winnen. Dat wordt weer een dolle boel in Engeland, Spanje en Italië.

Het conservatisme wordt veroorzaakt door een stelletje fossiele bestuurders, die allang achter de geraniums hadden moeten zitten, maar toch kans hebben gezien te ontsnappen aan het immer waakzame oog van moeder de vrouw.

Conservatief denken komt voor uit angst. Wat de boer niet kent, vreet ‘ie niet, en vroeger was alles beter. Het is daarom dat voetbalclubs geregeld op zolder te vinden zijn om te kijken wat voor versleten vedetten ze onder het stof vandaan kunnen halen. Middels het wanhopig vastklampen aan een te ver verleden hoopt men de firma weer wat uitstraling te bezorgen.

Slechte resultaten liggen immers nooit aan de slechte selectie, de geflipte trainer of een malle Technisch Directeur, maar aan het ontbreken van een uithangbord.
Het liefste hebben ze daarom een icoon als boegbeeld.

Een icoon is een onder strenge, kerkelijke regels vervaardigd schilderij van een of andere heilige. Los van het feit dat het dingen zijn, en geen mensen: heiligen zijn in de voetballerij nog niet met drie Hubble telescopen te vinden.

Nu ja, Folkert Velten was een redelijke goedheiligman. De oud-spits van Heracles Almelo speelde uit religieuze overtuiging nooit op zondag en maakte derhalve zijn doelpunten alleen in de Eerste Divisie.

Een boegbeeld vindt men oorspronkelijk terug op oude zeilschepen, die boot en bemanning tegen gevaar en vervelende geesten moesten beschermen. Boegbeelden hadden geen bijbaantje als vertegenwoordiger van de rederij.

Sinds de Romeinse Tijd is de 86 jaar oude Alfredo di Stefano het iconisch boegbeeld van Real Madrid; hij is zelfs erevoorzitter. Momenteel ligt hij een beetje onder vuur omdat hij van zijn kinderen niet mag trouwen met een vijftig (50) jaar jongere(!) dame.

Via de rechter proberen zij hem nu ontoerekeningsvatbaar te laten verklaren. Uit protest weigert hij sindsdien zijn rolstoel te verlaten en zwaait af en toe vervaarlijk met zijn wandelstok. Zijn aanstaande duwt hem lachend door de stad, met een slabbetje in haar kontzak.

Alfredo’s voornaamste clubtaak: het overhandigen van het shirt aan nieuwe spelers tijdens persconferenties. Een ander uithangbord, Emilio Butrageño zit in ieder geval nog in het bestuur, maar de voormalige topspits heeft het charisma van een mier in verregaande staat van ontbinding. Weliswaar heeft hij zinnige dingen te melden, maar dat maakt hem juist ongeschikt voor de functie van iconisch boegbeeld.
Die lachen braaf in de camera en zeggen een beetje rare dingen zodra een microfoon onder de neus wordt geschoven. Een spraakmakend privéleven is een pre, geen betere publiciteit dan negatieve, terwijl een normaal IQ niet echt als aanbeveling geldt.

Een iconisch boegbeeld is het voetbalequivalent van een Miss Noem Een Land.

Met een op het punt van uitlekken staande sekstape met een banaan achter de hand.

vrijdag 17 mei 2013

Nederland is hypocriet



Vaste lezers weten dat ik het wielrennen uitsluitend vanuit mijn eigen zadel volg. Nog steeds maken organisaties de koersen te zwaar, terwijl renners na het slikken van een aspro-bruis tablet aan het kruis worden genageld.

Mijn vriend Lance is niet eens gevierendeeld, maar in miljoenen plakjes gesneden, terwijl andere dopingzondaars uit zijn tijdperk al hun titels mogen houden. Wellicht ben ik een beetje overgevoelig, maar ik bespeur hier een kleine tendens in de richting van onrecht.

Vandaag stond een interview met Michael Boogerd in de nationale media. Goede doelen hebben hem niet meer nodig, omdat ook hij redelijk recent uit de dopingkast kwam. Wat Boogerd na zijn bekentenis over zich heen kreeg was niet mals.

Overal hoor je dat men teleurgesteld is in zijn helden en die deceptie daarom mag afreageren. Heerlijke prietpraat is dat. Iedereen weet dat het peloton een voortrekkersrol heeft als het gaat om het testen van farmaceutische middelen. Ook het uitgaanscircuit profiteert van de rennersinspanningen. Of dacht u dat Ullrich destijds zijn XTC alleen buiten het seizoen gebruikte?

Zo weten wij dankzij de wielersport dat je van ketamine niet harder gaat fietsen. Van wiet word je ook al niet sneller, maar het staat wel op de dopinglijst.

Lance is nog steeds zevenvoudig Tourwinnaar, om de simpele reden dat hij de andere dopinggebruikers te snel en te slim af was. Wat is daar mis mee? Voor de niet-kenners onder u, een drieweekse ronde uitrijden zonder doping is niet mogelijk. Daarvoor is de herstelperiode tussen de etappes te kort. Alleen als de ritten drastisch worden ingekort zou het kunnen. Maar da’s commercieel niet aantrekkelijk.

Boogerd is een prima kerel, weliswaar een tikkie eendimensionaal omdat hij buiten het wielrennen niet al te veel te melden heeft, maar zijn hart zit op de goede plek. Jammer genoeg heb ik momenteel geen goed doel, de royalty’s van mijn columns bevinden zich ergens tussen Madagaskar en Alaska, want ik zou hem, en dit meen ik, meteen bellen.

Frisse kop, guitige uitstraling, representatief en een goede renner in zijn tijd. Maarten Ducrot is al eeuwen op TV, en ook Danny Nelissen kan vrolijk verder. Terecht? Ja hoor, ze zijn deskundig op alle vlakken van de sport en hebben slechts gedaan wat het hele peloton doet. Boogerd ook, maar die moet nu hard worden aangepakt, omdat hij een betere uitstraling heeft dan voornoemd duo.

Zijn misdaad bestaat uit het zichzelf letsel toebrengen. Anderen viel hij bij mijn weten niet lastig, noch gebruikte hij zijn echtgenotes als kickbokszak. Evenmin zette hij zijn kind te koop op E-bay. Hij sloot geen vrouwen tien jaar op, heeft evenmin een imperium in de traditie van Klaas Bruinsma en is geen lid van Martijn.

Jazeker, de doorsnee pedofiel heeft het makkelijker dan Boogerd, en die mag dan ook nog zijn eigen clubje hebben van de rechter. Niemand wil weten wat er tijdens die bijeenkomsten gebeurt.

Het middeleeuwse volksgerecht is weer in ere hersteld. Helaas is het niet gericht tegen hen die het verdienen.

Nederland is hypocriet. Heel hypocriet.

donderdag 16 mei 2013

De Vloeken van Ruth en Guttmann




Geen onzekerder medemens dan een topsporter. Er zijn duizenden voorbeelden van professionele
atleten  die uit bijgeloof rare dingen doen. Wielrenners die zonder hun tot op de draad versleten koersbroek niet in de buurt van hun rijwiel komen omdat ze in dat ding nog nooit zijn gevallen; turners die zweren bij hun eigen, al dan niet met cocaïne aangelengde magnesium, of voetballers die jarenlang in dezelfde onderbroek spelen.

Het is om die reden dat een Vloek diepe indruk maakt op zowel sporters als hun fans, die veelal gelijksoortige rituelen erop nahouden. Een van de meest bekende sportanekdotes is The Curse of the Bambino.

In het Amerikaanse profhonkbal is de rivaliteit tussen de Boston Red Sox en de New York Yankees vergelijkbaar met de meest felle Europese en Zuid-Amerikaanse voetbalderby’s. De bron van deze twist is de transfer van Babe Ruth, ofwel The Bambino, in 1919, van Boston naar New York.

George ‘Babe’ Ruth was een vedette van het kaliber Pélé, Eusebio en Messi. Hij werd als eerste in de Hall of Fame toegelaten. In 1914 debuteerde hij voor de Boston Red Sox, op dat moment Amerika’s meest succesvolle baseballclub.

Vijf jaar later verkaste hij om nooit opgehelderde redenen naar de New York Yankees, destijds een modale vereniging. Fans van de Sox waren woedend en verbijsterd, maar lachten de verrader ook uit; in New York zou hij nimmer iets kunnen presteren.

In de 15 seizoenen die Ruth bij de Yankees speelde wonnen zij vier keer de World Series. Ruth zelf vestigde een rits records, waarvan eentje 50 jaar (!) standhield. Nog steeds heeft hij enkele records op zijn naam staan.

De Red Sox hadden iets minder fortuin. Sinds 1918 werd er in de 20e eeuw geen World Serie meer gewonnen. Waar de Yankees wereldberoemd zijn en liefst 27 titels hebben gewonnen, moet Boston het met minder doen: 7 stuks, en een redelijk anoniem bestaan.

Liefst 86(!) jaar duurde het, eer de Red Sox eindelijk de vloek wisten te doorbreken. Dit deden zij door in 2004 eerst het divisiekampioenschap op spectaculaire wijze te winnen. In een best of 7 serie bogen zij een 3-0 achterstand om tot een 4-3 zege. De tegenstander? Inderdaad, de Yankees.

Daarna werd koel afgerekend met de St. Louis Cardinals in de World Series finale.
Dit deden ze overigens met een ploeg die aan de hand van het fameuze Moneyball systeem bij elkaar was gezocht, waardoor de herwonnen glorie een nog pikanter tintje kreeg. In 2007 wonnen ze de Series opnieuw.

Een andere, minder bekende maar even hardnekkige vloek, houdt Benfica al 51 jaar in zijn greep. De Portugese volksclub is een van die legendarische ploegen uit het Europese clubvoetbal. Veel sportromantici hebben een zwakke plek voor de Adelaars, en dan vooral vanwege De Parel van Mozambique, Eusebio, Benfica’s grootste speler ooit. Aan zijn hand won de ploeg in 1961 en 1962 de Europacup I. Die tweede zege werd in Amsterdam behaald.

Na die wedstrijd weigerde het Benfica bestuur de succesvolle trainer Béla Guttmann een salarisverhoging. De verbitterde Hongaar vertrok met de volgende woorden:

In geen honderd jaar zal Benfica ooit nog een Europacup winnen.

Het bestuur lachte de ietwat excentrieke trainer in zijn gezicht uit. Sindsdien speelden de Portugezen nog acht Europese finales; zes in de EC1 / Champions League en twee voor de UEFA Cup / Europa League.

Alle werden verloren.

Guttmann (1900-1981) was niet zo maar een trainer. Hij werd vooral geprezen om zijn vernieuwende trainingsmethoden en tactisch inzicht. Stilzitten kon hij niet en uiteindelijk wisselde hij 25 keer van werkgever en was actief in 13 landen. Ook SC Enschede, één van de voorlopers van FC Twente, werd tussen ’35 en ’37 gediend.

Zijn nomadengedrag werd toegeschreven aan de Oorlog, waarin hij bijna zijn hele familie in de gaskamers verloor, terwijl hij zelf naar Zwitserland was gevlucht. Het is de enige periode in zijn leven waarover hij altijd heeft gezwegen.
Guttmann won tien prijzen in zijn carrière, zowel in Europa als Brazilië, en stierf in Wenen op 81-jarige leeftijd.

Voorafgaand aan Benfica’s laatste EC I finale, in 1990 in Wenen tegen titelverdediger AC Milan, vond een opmerkelijke gebeurtenis plaats. Eusebio begaf zich in stilte naar Guttman’s graf. Hij knielde, en een traan gleed over zijn wang. Terwijl hij de grafsteen met één hand enigszins schoonveegde, keek hij naar het opschrift. Vervolgens boog hij zijn hoofd om zich rechtstreeks tot zijn oud-trainer te wenden.
Of hij alstublieft De Vloek wilde opheffen.

In een draak van een wedstrijd scoorde Frank Rijkaard namens Milan het enige doelpunt.

Daarna duurde het 23 jaar totdat Benfica een Europese finale speelde. Nota bene weer in Amsterdam, waar ze 51 jaar eerder hun laatste Europacuptriomf hadden gevierd. Alles en iedereen rond de club wist het zeker: De Vloek zou voorgoed in Amsterdam achterblijven.

De vergoten tranen waren breder dan die van de gemiddelde verliezer.

Tot op de dag van vandaag legt een clubvertegenwoordiger bloemen bij Guttmann’s graf, als Benfica ‘in de buurt’ van Wenen speelt.

Maar de miskende trainer laat de club waar hij tweemaal onder contract stond nog steeds niet met rust.

maandag 13 mei 2013

Een geheim dat de voetballerij zal doen sidderen



Het leven van een columnist gaat niet over versgeplukte rozenblaadjes. Allereerst dient men zich dagelijks door een stapel vakliteratuur te wroeten. Ook het bijhouden van wat websites en het bekijken van enkele “opiniërende” programma’s hoor erbij.

Tussen aanhalingstekens inderdaad, want in Studio Voetbal zegt niemand wat hij er echt van vindt, en in Voetbal International staan de analisten zelf steeds vaker centraal, om over de presentator maar te zwijgen. Ik weet meer over de kwalitatieve invulling van de lokale sophuizen, dan van de terugval van van Derk Boerrigter.

Met de Champions League finale in zicht komt ook Arjen Robben vaak ter sprake. Steevast concludeert de crème de la crème van het voetbaljournaille dat een fitte Robben goud waard is.
Dit impliceert dus dat vakbroeders als mijn vriend Cristiano, of Zlatan moeiteloos hun eigen niveau halen als ze met hun darmen in de hand spelen nadat hun buikwand is opengereten als gevolg van kampioensdruk en premiestress.

Het lijkt mij werkelijk heerlijk om eens aan te schuiven aan zo een opinietafel. Wat moet het een feest zijn om met een stalen gezicht open deuren in te trappen. Handgebaartjes erbij, “Inderdaad, als Robben niet fit is, heb je niks aan hem. Klaar.

Het zal u niet zijn ontgaan dat niet alleen Robben last heeft van dit syndroom. Recent nog was ene Messi (wie zijn moeder?) van, ik meen Barcelona, geblesseerd. Wat volgde was een dubbele afstraffing door Bayern München. Toegegeven, de mannen uit Catalonië prediken sinds de arrestatie van Popie Dopie Fuentes De Leer van Romario: en toen was u een beetje moe. Maar toch, kennelijk zijn er meer spelers die niet optimaal functioneren als er wat stuk is.

Om tussen zulk inspirerend genootschap aan te mogen schuiven moet je aan keiharde criteria voldoen: je moet uit de voetballerij komen, een reuze ego hebben en platvloers zijn, omdat het volk anders niet te lachen heeft. Minachting van de kijker, heet dat. Het is eigenlijk een eer dat wij naar deze heren mogen kijken, potjandosie. Mensen zoals u en ik mogen namelijk niets zeggen, want wij hebben niet gevoetbald. Van Gaal en Mourinho ook niet, maar voor hen wordt om de een of andere reden een uitzondering gemaakt.

Dit vraagt om een gedegen stukje onderzoeksjournalistiek. Met veel enthousiasme ben ik dan ook in wat competities gedoken en heb spelers en ploegen grondig geanalyseerd. Vervolgens heb ik een matrixmodel ontworpen dat mij hielp bij het maken van de benodigde actuarisberekeningen. De resultaten waren ronduit schokkend. Ergo, ik weet niet of het zo verstandig is om mijn nieuwe kennis met de buitenwereld te delen.

In deze tijden van financiële rampspoed en matchfixing is de informatie waarover ik nu beschik goud waard. Ik heb dan ook lang geaarzeld en pas na diepe discussies met mijzelf, ik ben mijn eigen debiele broertje, besloten om het geheim openbaar te maken. Zit u goed? Hier komt de schokkende conclusie:

Elke niet-fitte atleet voegt evenveel toe als de praatprogramma’s op TV.

Maar dit houden wij onder ons.

woensdag 8 mei 2013

Humanitair werk





Voor het beoefenen van het edele voetbalspel dient men over de volgende zaken te beschikken: twee ploegen met bij voorkeur elf spelers van hetzelfde geslacht. Een stuk terrein, zo egaal mogelijk en het liefst voorzien van wat verse groene sprieten zodat de bal enigszins kan rollen. Twee doelen, een handig middel om de stand te bepalen, enkele lieden die proberen de boel in goede banen te leiden. Een overdosis opportunisme, en tot slot een ego ter grootte van een Melkweg.

Nog niet zo lang geleden nam je bij een sollicitatiegesprek je cv mee, en kwebbelde je met de wederpartij over de inhoud daarvan. Slechts een enkeling kan die procedure overslaan omdat men hem al binnenboord had en diens potentieel al eerder had onderkend. Louis van Gaal in 1991 was zo een voorbeeld. Hij werd benoemd als opvolger van de naar Real Madrid vertrokken Leo Beenhakker zonder iets noemenswaardigs te hebben laten zien om die promotie te rechtvaardigen. Wat volgde waren enkele jaren van sportieve terreur in een verkeerd rood / wit shirt.

Sindsdien is Louis de weg een beetje kwijt. Afgelopen januari meldde hij dat de aanstelling van Guardiola bij Bayern logisch was, omdat Pep een Van Gaal adept is en Bayern nog steeds de Van Gaal Doctrine aanhangt. Inderdaad, Van Gaal spreekt altijd over zichzelf in de derde persoon, iets dat zelfs Beatrix wijselijk naliet.

Tegenwoordig is een cv niet meer voldoende. Dat heeft iedereen. Je moet aantoonbaar een club hebben beter gemaakt, in plaats van alleen spelers. Het voordeel van deze denkwijze is dat prijzen bijzaak zijn geworden. Uitstraling laat zich tegenwoordig kennelijk ook meten in ereplekken, en vooral het voor de club verdiende geld.

Journalisten hier in Spanje zijn niet overdreven kritisch, deels vanwege gebrek aan persoonlijkheid, deels uit angst geen medewerking te krijgen van de voetballerij. Een beetje overdreven natuurlijk, het werkloosheidspercentage is slechts 27%, dus waar hebben we het over.
Toch waagde een van hen het om een kritische vraag te stellen aan Mourinho: Had The special One gefaald?

José zette zijn psychopatenblik nog drie tandjes strakker en haalde een lijstje tevoorschijn. Op een toon die suggereerde dat hij belangrijk humanitair werk had verricht, noemde hij de waslijst aan gewonnen prijzen op: “de beker, voor het eerst in decennia, vorig jaar de landstitel, en dit jaar weer een bekerfinale. Wij stonden drie keer op rij in de halve finale van de Champions League en hebben de hegemonie van Barça doorbroken.”

Kortom, dankzij zijn aanwezigheid bij Real Madrid konden de socio’s weer met opgeheven hoofd over straat. Zijn aanwezigheid had hun leven van een enorme kwaliteitsimpuls voorzien.

Starend naar de TV voelde ik hoe mijn tenen spontaan van mijn voeten vielen en hoorde ik ze in mijn schoenen rammelen. Hij kwam naar Real Madrid om de Champions League te winnen, en wil niet eerder weg dan dat het hem is gelukt. Inmiddels is duidelijk dat men zijn regime niet meer accepteert.

De prestaties van Mourinho zouden bij een club als, noem een dwarsstraat, Ajax, een standbeeld opleveren. Bij Real Madrid kijkt men vreemd genoeg alleen maar naar concrete prijzen; de schuld is dermate hoog dat een dozijn gewonnen Champions Leagues die nog niet kan wegpoetsen. Ereplaatsen en nationale bekers zijn dus alleen voor sukkels interessant. 

En die willen ze niet bij de Koninklijke.


donderdag 2 mei 2013

Een principieel, maar 21e eeuws bolwerk






Baskenland. Het door de Pyreneeën verdeelde gebied ligt in het westen van zuid-Frankrijk en noord-Spanje, is door zijn geïsoleerde ligging in een ruig landschap duizenden jaren lang moeilijk toegankelijk geweest voor buitenstaanders. Niet zonder reden is het Baskisch de enige Europese taal die geen enkele overeenkomst heeft met bestaande idiomen. De traditioneel sterke economie is de laatste bouwsteen voor het robuuste karakter dat de Bask kenmerkt. Zij zijn afstandelijker dan de doorsnee Spanjaard maar de meest loyale vrienden als ze je eenmaal in de armen hebben gesloten.

Een bijzondere voetbalvereniging onderstreept het Baskische karakter; Athletic Club de Bilbao heeft acht landstitels, 23 nationale bekers en één UEFA Cup-finale (1977 tegen Juventus) en één Europa League finale (2012) op de palmares. Samen met Barça en Real Madrid degradeerde zij nog nooit uit de Primera Division (opgericht in 1929). Op zich is dit alles niet zo heel bijzonder, maar Leo Messi, Cristiano Ronaldo, Juan Mata of Andres Iniesta zullen nooit het rood/witte shirt mogen dragen. Zij zijn namelijk geen Bask.

Engelsen havenarbeiders en Basken die in Engeland hadden gestudeerd begonnen de club rond 1890, al is 1898 het officiële oprichtingsjaar. Over de afkomst van het rood witte shirt bestaat, conform de lokale tradities, evenmin duidelijkheid (de oorspronkelijk kleuren waren blauw en wit). Atlético Madrid werd door Baskische studenten in 1903 opgericht als officiële dependance van Athletic. Vandaar dat beide clubs in dezelfde tenues spelen en de logo’s op elkaar lijken.

In 1913 werd Estadio San Mamés geopend. Rafael Moreno Aranzadi maakte daar het inaugurale doelpunt. Bijgenaamd Pichichi was hij de eerste grote vedette van de club en medeverantwoordelijk voor het winnen van de eerste prijzen. Hij stierf op 29-jarige leeftijd (aan tyfus in 1922) en is nog steeds legendarisch. Zijn buste in het stadion geeft een extra dimensie aan Athletic: elke club die voor het eerst in San Mamés speelt legt er als eerbetoon een bos bloemen neer. De Trofeo Pichichi voor de topscorer van La Liga is naar hem vernoemd.

Tijdens de Franco dictatuur (1936-1975) werd elke niet-Spaanse uiting hardhandig bestraft. Athletic moest zijn naam wijzigen in Atlético en het Baskisch werd verboden. Wie het op straat sprak liep het risico van een gevangenisstraf of erger. Ook mocht de club het officiële ‘alleen Basken’ beleid niet meer voortzetten; iets wat overigens werd genegeerd, uiteindelijk waren Basken ook destijds Spanjaarden.

In de jaren veertig brak de legendarische Telmo Zara door. Zijn record van 38 competitiegoals sneuvelde pas vorig seizoen. In de jaren zestig en zeventig was doelman Iribar de grote vedette van de ploeg. Opleidingscentrum Lezama zag in 1970 het levenslicht. Andoni Zubizarreta, Aitor Karanka en Fernando Llorente zijn slechts enkele aansprekende voorbeelden van die succesvolle jeugdopleiding.

Sinds mensenheugenis heeft Athletic sympathisanten in heel Spanje vanwege het karakter en de opvallende prestaties van Athletic, dat uit slechts drie miljoen inwoners ruim een eeuw lang een sterk elftal selecteert. Daarnaast is Athletic is een van de weinige Spaanse clubs met een positief banksaldo; niet onbelangrijk in een land met ruim zevenentwintig procent werkloosheid. Athletic neemt genoegen met een rol in de schaduw van de Grote Twee, die op geen enkele manier zijn in te halen. De laatste prijzen dateren van midden jaren tachtig.

In 1989 contracteerde aartsrivaal Real Sociedad zijn eerste niet-Baskische speler, spits John Aldridge. Daarmee kwam een einde aan de felle rivaliteit tussen beide clubs. Sociedad had zijn nationale ziel aan een onbereikbaar doel verkocht en hoorde er niet meer bij. Athletic is letterlijk de allerlaatste originele BVO die zich weet te handhaven in de top van het Spaanse en daarmee Europese clubvoetbal. Pas sinds 2008 heeft de club een shirtsponsor, Petronor, een Baskische oliemaatschappij.

Het eerste decennium van deze eeuw vocht Athletic meermaals tegen degradatie. De club schudde op zijn fundamenten, maar over één ding waren de trotse socio’s het eens: buitenstaanders waren nog steeds niet welkom. Sinds 1912 zijn Bixente Lizerazu en Aymeric Laporte uit Frans Baskenland de enige niet-Spaanse Basken die voor de club uitkwam. Hij speelde er één jaar (seizoen 1996/97) om vervolgens bij Bayern München furore te maken. Venezolaans international Fernando Amorebieta werd geboren uit twee Spaans-Baskische ouders. Alleen voor coaches geldt, sinds de oprichting van de club, een uitzondering.

Tegenwoordig zijn de regels enigszins aangepast. Na discussies waarbij de situatie binnen Ajax een theekransje is, bereikte men overeenstemming. Als één van je ouders Baskisch is en je geboren bent in Baskenland mag je de clubkleuren dragen. Dit is een direct gevolg van de aanwezigheid van een supertalent, jeugdspeler Jonás Ramalho. Hij is in Bilbao geboren en getogen uit een Angolese vader en een Baskische moeder en speelt vanaf zijn tiende in de jeugd van Athletic. De polemiek had niets met zijn huidskleur te maken, ook blanke ‘halve Basken’ waren niet welkom.

Het zijn de sporen van een oude cultuur en verbittering uit het recente verleden, waarin een dictator hun identiteit letterlijk wilde uitwissen. Met de tijd meegaan vergt nu eenmaal een mentaliteitsverandering en die gaan nimmer snel. Ook waren er voor 1990 weinig immigranten in Baskenland zodat dergelijke gevallen niet voorkwamen.
In 2009 verloor Athletic de bekerfinale van Barcelona. 25,000(!) fans onthaalden de ploeg op het vliegveld. Het was zowel clubliefde als een statement: Athletic leeft nog en is op de weg naar nieuwe prijzen. Zowel in La Liga als de Europa League presteert de ploeg dit seizoen naar behoren. Nog steeds met eigen jongens, maar wel in de context van de 21e eeuw.

¡Aupa Athletic, beti zurekin! (leve Athletic, voor altijd met jou)