Baskenland. Het door de Pyreneeën
verdeelde gebied ligt in het westen van zuid-Frankrijk en noord-Spanje, is door
zijn geïsoleerde ligging in een ruig landschap duizenden jaren lang moeilijk
toegankelijk geweest voor buitenstaanders. Niet zonder reden is het Baskisch de
enige Europese taal die geen enkele overeenkomst heeft met bestaande idiomen. De
traditioneel sterke economie is de laatste bouwsteen voor het robuuste karakter
dat de Bask kenmerkt. Zij zijn afstandelijker dan de doorsnee Spanjaard maar de
meest loyale vrienden als ze je eenmaal in de armen hebben gesloten.
Een
bijzondere voetbalvereniging onderstreept het Baskische karakter; Athletic Club
de Bilbao heeft acht landstitels, 23 nationale bekers en één UEFA Cup-finale
(1977 tegen Juventus) en één Europa League finale (2012) op de palmares. Samen
met Barça en Real Madrid degradeerde zij nog nooit uit de Primera Division
(opgericht in 1929). Op zich is dit alles niet zo heel bijzonder, maar Leo
Messi, Cristiano Ronaldo, Juan Mata of Andres Iniesta zullen nooit het
rood/witte shirt mogen dragen. Zij zijn namelijk geen Bask.
Engelsen havenarbeiders en
Basken die in Engeland hadden gestudeerd begonnen de club rond 1890, al is 1898
het officiële oprichtingsjaar. Over de afkomst van het rood witte shirt
bestaat, conform de lokale tradities, evenmin duidelijkheid (de oorspronkelijk
kleuren waren blauw en wit). Atlético Madrid werd door Baskische studenten in
1903 opgericht als officiële dependance van Athletic. Vandaar dat beide clubs
in dezelfde tenues spelen en de logo’s op elkaar lijken.
In 1913 werd Estadio San Mamés
geopend. Rafael Moreno Aranzadi maakte daar het inaugurale doelpunt. Bijgenaamd
Pichichi was hij de eerste grote vedette van de club en medeverantwoordelijk
voor het winnen van de eerste prijzen. Hij stierf op 29-jarige leeftijd (aan
tyfus in 1922) en is nog steeds legendarisch. Zijn buste in het stadion geeft
een extra dimensie aan Athletic: elke club die voor het eerst in San Mamés
speelt legt er als eerbetoon een bos bloemen neer. De Trofeo Pichichi voor de
topscorer van La Liga
is naar hem vernoemd.
Tijdens de Franco dictatuur
(1936-1975) werd elke niet-Spaanse uiting hardhandig bestraft. Athletic moest
zijn naam wijzigen in Atlético en het Baskisch werd verboden. Wie het op straat
sprak liep het risico van een gevangenisstraf of erger. Ook mocht de club het
officiële ‘alleen Basken’ beleid niet meer voortzetten; iets wat overigens werd
genegeerd, uiteindelijk waren Basken ook destijds Spanjaarden.
In de jaren veertig brak de
legendarische Telmo Zara door. Zijn record van 38 competitiegoals sneuvelde pas
vorig seizoen. In de jaren zestig en zeventig was doelman Iribar de grote
vedette van de ploeg. Opleidingscentrum Lezama zag in 1970 het levenslicht.
Andoni Zubizarreta, Aitor Karanka en Fernando Llorente zijn slechts enkele
aansprekende voorbeelden van die succesvolle jeugdopleiding.
Sinds mensenheugenis heeft
Athletic sympathisanten in heel Spanje vanwege het karakter en de opvallende
prestaties van Athletic, dat uit slechts drie miljoen inwoners ruim een eeuw
lang een sterk elftal selecteert. Daarnaast is Athletic is een van de weinige
Spaanse clubs met een positief banksaldo; niet onbelangrijk in een land met
ruim zevenentwintig procent werkloosheid. Athletic neemt genoegen met een rol in de
schaduw van de Grote Twee, die op geen enkele manier zijn in te halen. De
laatste prijzen dateren van midden jaren tachtig.
In 1989 contracteerde
aartsrivaal Real Sociedad zijn eerste niet-Baskische speler, spits John
Aldridge. Daarmee kwam een einde aan de felle rivaliteit tussen beide clubs. Sociedad
had zijn nationale ziel aan een onbereikbaar doel verkocht en hoorde er niet
meer bij. Athletic is letterlijk de allerlaatste originele BVO die zich weet te
handhaven in de top van het Spaanse en daarmee Europese clubvoetbal. Pas sinds
2008 heeft de club een shirtsponsor, Petronor, een Baskische oliemaatschappij.
Het eerste decennium van deze
eeuw vocht Athletic meermaals tegen degradatie. De club schudde op zijn
fundamenten, maar over één ding waren de trotse socio’s het eens:
buitenstaanders waren nog steeds niet welkom. Sinds 1912 zijn Bixente Lizerazu en
Aymeric Laporte uit Frans Baskenland de enige niet-Spaanse Basken die voor de
club uitkwam. Hij speelde er één jaar (seizoen 1996/97) om vervolgens bij
Bayern München furore te maken. Venezolaans international Fernando Amorebieta
werd geboren uit twee Spaans-Baskische ouders. Alleen voor coaches geldt, sinds
de oprichting van de club, een uitzondering.
Tegenwoordig zijn de regels
enigszins aangepast. Na discussies waarbij de situatie binnen Ajax een
theekransje is, bereikte men overeenstemming. Als één van je ouders Baskisch is
en je geboren bent in Baskenland mag je de clubkleuren dragen. Dit is een
direct gevolg van de aanwezigheid van een supertalent, jeugdspeler Jonás
Ramalho. Hij is in Bilbao geboren en getogen uit een Angolese vader en een
Baskische moeder en speelt vanaf zijn tiende in de jeugd van Athletic. De
polemiek had niets met zijn huidskleur te maken, ook blanke ‘halve Basken’
waren niet welkom.
Het zijn de sporen van een
oude cultuur en verbittering uit het recente verleden, waarin een dictator hun
identiteit letterlijk wilde uitwissen. Met de tijd meegaan vergt nu eenmaal een
mentaliteitsverandering en die gaan nimmer snel. Ook waren er voor 1990 weinig
immigranten in Baskenland zodat dergelijke gevallen niet voorkwamen.
In 2009 verloor Athletic de
bekerfinale van Barcelona. 25,000(!) fans onthaalden de ploeg op het vliegveld.
Het was zowel clubliefde als een statement: Athletic leeft nog en is op de weg
naar nieuwe prijzen. Zowel in La
Liga als de Europa League presteert de ploeg dit seizoen naar
behoren. Nog steeds met eigen jongens, maar wel in de context van de 21e eeuw.
¡Aupa Athletic, beti zurekin! (leve
Athletic, voor altijd met jou)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten