donderdag 16 mei 2013

De Vloeken van Ruth en Guttmann




Geen onzekerder medemens dan een topsporter. Er zijn duizenden voorbeelden van professionele
atleten  die uit bijgeloof rare dingen doen. Wielrenners die zonder hun tot op de draad versleten koersbroek niet in de buurt van hun rijwiel komen omdat ze in dat ding nog nooit zijn gevallen; turners die zweren bij hun eigen, al dan niet met cocaïne aangelengde magnesium, of voetballers die jarenlang in dezelfde onderbroek spelen.

Het is om die reden dat een Vloek diepe indruk maakt op zowel sporters als hun fans, die veelal gelijksoortige rituelen erop nahouden. Een van de meest bekende sportanekdotes is The Curse of the Bambino.

In het Amerikaanse profhonkbal is de rivaliteit tussen de Boston Red Sox en de New York Yankees vergelijkbaar met de meest felle Europese en Zuid-Amerikaanse voetbalderby’s. De bron van deze twist is de transfer van Babe Ruth, ofwel The Bambino, in 1919, van Boston naar New York.

George ‘Babe’ Ruth was een vedette van het kaliber Pélé, Eusebio en Messi. Hij werd als eerste in de Hall of Fame toegelaten. In 1914 debuteerde hij voor de Boston Red Sox, op dat moment Amerika’s meest succesvolle baseballclub.

Vijf jaar later verkaste hij om nooit opgehelderde redenen naar de New York Yankees, destijds een modale vereniging. Fans van de Sox waren woedend en verbijsterd, maar lachten de verrader ook uit; in New York zou hij nimmer iets kunnen presteren.

In de 15 seizoenen die Ruth bij de Yankees speelde wonnen zij vier keer de World Series. Ruth zelf vestigde een rits records, waarvan eentje 50 jaar (!) standhield. Nog steeds heeft hij enkele records op zijn naam staan.

De Red Sox hadden iets minder fortuin. Sinds 1918 werd er in de 20e eeuw geen World Serie meer gewonnen. Waar de Yankees wereldberoemd zijn en liefst 27 titels hebben gewonnen, moet Boston het met minder doen: 7 stuks, en een redelijk anoniem bestaan.

Liefst 86(!) jaar duurde het, eer de Red Sox eindelijk de vloek wisten te doorbreken. Dit deden zij door in 2004 eerst het divisiekampioenschap op spectaculaire wijze te winnen. In een best of 7 serie bogen zij een 3-0 achterstand om tot een 4-3 zege. De tegenstander? Inderdaad, de Yankees.

Daarna werd koel afgerekend met de St. Louis Cardinals in de World Series finale.
Dit deden ze overigens met een ploeg die aan de hand van het fameuze Moneyball systeem bij elkaar was gezocht, waardoor de herwonnen glorie een nog pikanter tintje kreeg. In 2007 wonnen ze de Series opnieuw.

Een andere, minder bekende maar even hardnekkige vloek, houdt Benfica al 51 jaar in zijn greep. De Portugese volksclub is een van die legendarische ploegen uit het Europese clubvoetbal. Veel sportromantici hebben een zwakke plek voor de Adelaars, en dan vooral vanwege De Parel van Mozambique, Eusebio, Benfica’s grootste speler ooit. Aan zijn hand won de ploeg in 1961 en 1962 de Europacup I. Die tweede zege werd in Amsterdam behaald.

Na die wedstrijd weigerde het Benfica bestuur de succesvolle trainer Béla Guttmann een salarisverhoging. De verbitterde Hongaar vertrok met de volgende woorden:

In geen honderd jaar zal Benfica ooit nog een Europacup winnen.

Het bestuur lachte de ietwat excentrieke trainer in zijn gezicht uit. Sindsdien speelden de Portugezen nog acht Europese finales; zes in de EC1 / Champions League en twee voor de UEFA Cup / Europa League.

Alle werden verloren.

Guttmann (1900-1981) was niet zo maar een trainer. Hij werd vooral geprezen om zijn vernieuwende trainingsmethoden en tactisch inzicht. Stilzitten kon hij niet en uiteindelijk wisselde hij 25 keer van werkgever en was actief in 13 landen. Ook SC Enschede, één van de voorlopers van FC Twente, werd tussen ’35 en ’37 gediend.

Zijn nomadengedrag werd toegeschreven aan de Oorlog, waarin hij bijna zijn hele familie in de gaskamers verloor, terwijl hij zelf naar Zwitserland was gevlucht. Het is de enige periode in zijn leven waarover hij altijd heeft gezwegen.
Guttmann won tien prijzen in zijn carrière, zowel in Europa als Brazilië, en stierf in Wenen op 81-jarige leeftijd.

Voorafgaand aan Benfica’s laatste EC I finale, in 1990 in Wenen tegen titelverdediger AC Milan, vond een opmerkelijke gebeurtenis plaats. Eusebio begaf zich in stilte naar Guttman’s graf. Hij knielde, en een traan gleed over zijn wang. Terwijl hij de grafsteen met één hand enigszins schoonveegde, keek hij naar het opschrift. Vervolgens boog hij zijn hoofd om zich rechtstreeks tot zijn oud-trainer te wenden.
Of hij alstublieft De Vloek wilde opheffen.

In een draak van een wedstrijd scoorde Frank Rijkaard namens Milan het enige doelpunt.

Daarna duurde het 23 jaar totdat Benfica een Europese finale speelde. Nota bene weer in Amsterdam, waar ze 51 jaar eerder hun laatste Europacuptriomf hadden gevierd. Alles en iedereen rond de club wist het zeker: De Vloek zou voorgoed in Amsterdam achterblijven.

De vergoten tranen waren breder dan die van de gemiddelde verliezer.

Tot op de dag van vandaag legt een clubvertegenwoordiger bloemen bij Guttmann’s graf, als Benfica ‘in de buurt’ van Wenen speelt.

Maar de miskende trainer laat de club waar hij tweemaal onder contract stond nog steeds niet met rust.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten