Geen onzekerder medemens
dan een topsporter. Er zijn duizenden voorbeelden van professionele
atleten die uit bijgeloof rare dingen doen. Wielrenners die zonder hun tot op de draad versleten koersbroek niet in de buurt van hun rijwiel komen omdat ze in dat ding nog nooit zijn gevallen; turners die zweren bij hun eigen, al dan niet met cocaïne aangelengde magnesium, of voetballers die jarenlang in dezelfde onderbroek spelen.
atleten die uit bijgeloof rare dingen doen. Wielrenners die zonder hun tot op de draad versleten koersbroek niet in de buurt van hun rijwiel komen omdat ze in dat ding nog nooit zijn gevallen; turners die zweren bij hun eigen, al dan niet met cocaïne aangelengde magnesium, of voetballers die jarenlang in dezelfde onderbroek spelen.
Het is om die reden dat
een Vloek diepe indruk maakt op zowel sporters als hun fans, die veelal
gelijksoortige rituelen erop nahouden. Een van de meest bekende sportanekdotes
is The Curse of the Bambino.
In het Amerikaanse
profhonkbal is de rivaliteit tussen de Boston Red Sox en de New York Yankees
vergelijkbaar met de meest felle Europese en Zuid-Amerikaanse voetbalderby’s. De
bron van deze twist is de transfer van Babe Ruth, ofwel The Bambino, in 1919, van Boston naar New York.
George ‘Babe’ Ruth was een
vedette van het kaliber Pélé, Eusebio en Messi. Hij werd als eerste in de Hall of Fame toegelaten. In 1914 debuteerde
hij voor de Boston Red Sox, op dat moment Amerika’s meest succesvolle baseballclub.
Vijf jaar later verkaste
hij om nooit opgehelderde redenen naar de New York Yankees, destijds een modale
vereniging. Fans van de Sox waren woedend en verbijsterd, maar lachten de
verrader ook uit; in New York zou hij nimmer iets kunnen presteren.
In de 15 seizoenen die Ruth
bij de Yankees speelde wonnen zij vier keer de World Series. Ruth zelf vestigde
een rits records, waarvan eentje 50 jaar (!) standhield. Nog steeds heeft hij
enkele records op zijn naam staan.
De Red Sox hadden iets
minder fortuin. Sinds 1918 werd er in de 20e eeuw geen World Serie
meer gewonnen. Waar de Yankees wereldberoemd zijn en liefst 27 titels hebben
gewonnen, moet Boston het met minder doen: 7 stuks, en een redelijk anoniem
bestaan.
Liefst 86(!) jaar duurde
het, eer de Red Sox eindelijk de vloek wisten te doorbreken. Dit deden zij door
in 2004 eerst het divisiekampioenschap op spectaculaire wijze te winnen. In een
best of 7 serie bogen zij een 3-0 achterstand om tot een 4-3 zege. De tegenstander?
Inderdaad, de Yankees.
Daarna werd koel
afgerekend met de St. Louis Cardinals in de World Series finale.
Dit deden ze overigens met
een ploeg die aan de hand van het fameuze Moneyball systeem bij elkaar was
gezocht, waardoor de herwonnen glorie een nog pikanter tintje kreeg. In 2007
wonnen ze de Series opnieuw.
Een andere, minder bekende
maar even hardnekkige vloek, houdt Benfica al 51 jaar in zijn greep. De Portugese
volksclub is een van die legendarische ploegen uit het Europese clubvoetbal. Veel
sportromantici hebben een zwakke plek voor de Adelaars, en dan vooral vanwege De Parel van Mozambique, Eusebio, Benfica’s
grootste speler ooit. Aan zijn hand won de ploeg in 1961 en 1962 de Europacup
I. Die tweede zege werd in Amsterdam behaald.
Na die wedstrijd weigerde
het Benfica bestuur de succesvolle trainer Béla Guttmann een salarisverhoging. De
verbitterde Hongaar vertrok met de volgende woorden:
In geen honderd jaar zal Benfica ooit nog een Europacup
winnen.
Het bestuur lachte de ietwat
excentrieke trainer in zijn gezicht uit. Sindsdien speelden de Portugezen nog acht
Europese finales; zes in de EC1 / Champions League en twee voor de UEFA Cup / Europa
League.
Alle werden verloren.
Guttmann (1900-1981) was
niet zo maar een trainer. Hij werd vooral geprezen om zijn vernieuwende
trainingsmethoden en tactisch inzicht. Stilzitten kon hij niet en uiteindelijk wisselde
hij 25 keer van werkgever en was actief in 13 landen. Ook SC Enschede, één van
de voorlopers van FC Twente, werd tussen ’35 en ’37 gediend.
Zijn nomadengedrag werd toegeschreven
aan de Oorlog, waarin hij bijna zijn hele familie in de gaskamers verloor,
terwijl hij zelf naar Zwitserland was gevlucht. Het is de enige periode in zijn
leven waarover hij altijd heeft gezwegen.
Guttmann won tien prijzen
in zijn carrière, zowel in Europa als Brazilië, en stierf in Wenen op 81-jarige
leeftijd.
Voorafgaand aan Benfica’s
laatste EC I finale, in 1990
in Wenen tegen titelverdediger AC Milan, vond een
opmerkelijke gebeurtenis plaats. Eusebio begaf zich in stilte naar Guttman’s
graf. Hij knielde, en een traan gleed over zijn wang. Terwijl hij de grafsteen
met één hand enigszins schoonveegde, keek hij naar het opschrift. Vervolgens boog
hij zijn hoofd om zich rechtstreeks tot zijn oud-trainer te wenden.
Of hij alstublieft De Vloek wilde opheffen.
In een draak van een
wedstrijd scoorde Frank Rijkaard namens Milan het enige doelpunt.
Daarna duurde het 23 jaar
totdat Benfica een Europese finale speelde. Nota bene weer in Amsterdam, waar
ze 51 jaar eerder hun laatste Europacuptriomf hadden gevierd. Alles en iedereen
rond de club wist het zeker: De Vloek zou voorgoed in Amsterdam achterblijven.
De vergoten tranen waren
breder dan die van de gemiddelde verliezer.
Tot op de dag van vandaag
legt een clubvertegenwoordiger bloemen bij Guttmann’s graf, als Benfica ‘in de
buurt’ van Wenen speelt.
Maar de miskende trainer laat
de club waar hij tweemaal onder contract stond nog steeds niet met rust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten